Kenmerken van zwakke executieve functies

Niet bij iedereen zijn de executieve functies even goed ontwikkeld. Wanneer executieve functies niet goed zijn ontwikkeld spreken we van zwakke executieve functies. Bij de volgende signalen kan het zijn dat het kind zwakke executieve functies heeft. 

 

Respons-inhibitie
Deze leerlingen nauwelijks het vermogen tot zelfreflectie. Ze leren niet gemakkelijk van foute beslissingen. Ook kunnen ze hun ‘stoere’ gedrag niet snel stoppen. Ze vallen steeds meer op door hun gebrekkige zelfregulatie. Door het gebrekkige sociale gedrag en ondoordachte acties. Deze leerlingen zijn erg impulsief (Horeweg, 2015). Nadenken voordat je iets doet (Dawson & Guare, 2009).

Emotieregulatie
Deze leerlingen lijken vaak snel geagiteerd. Ze hebben een zeer lage frustratiedrempel. Ook kunnen deze leerlingen (met slecht werkende executieve functies) niet omgaan met uitstel en kunnen daarom er niet tegen als iets hun directe behoeftebevrediging belemmert. Ook kunnen ze niet goed hun emoties reguleren. Dat geldt voor woede, verdriet, angst en depressieve gevoelens.

(Horeweg, 2015). Emoties reguleren om doelen te behalen of gedrag te controleren (Dawson & Guare, 2009)

 

Volgehouden aandacht
Leerlingen die hier moeite mee hebben raffelen vaak hun werk af. Sommige leerlingen worden soms letterlijk slaperig. Dit komt omdat ze moeite hebben om alert te blijven. Ze hebben moeite om zich te richten op een taak. Vaak hebben ze ook een trage verwerkingssnelheid bij lezen of een les overschrijven. Aandachtig blijven, ondanks afleiding (Dawson & Guare, 2009).

 

Taakinitiatie
Deze leerlingen hebben moeite om zelfstandig aan een taak te beginnen. Ze kunnen niet op tijd en efficiënt aan een taak beginnen (Dawson & Guare, 2009).

Doelgericht gedrag:

Doelen formuleren en realiseren zonder je te laten afschrikken (Dawson & Guare, 2009).

 

Flexibiliteit
Leerlingen die moeite hebben met het soepel schakelen tonen vaak een starre, rigide houding. Ze kunnen bijvoorbeeld van slag zijn als het dagprogramma opeens veranderd. Ze gebruiken tijdens het maken van hun werk altijd dezelfde oplossingsstrategieën. (Horeweg, 2015)

 

Signalen zwakke executieve functies met betrekking tot denkvaardigheden:

Werkgeheugen
Voorbeeld: het kind moet een toets maken. Het heeft goed geleerd en kent alles. Tijdens de toet liggen de antwoorden als het ware op het puntje van zijn tong, maar het weet niets meer. Na de toets weet het betreffende kind weer alles. Dat is op dat moment dus geen gevolg van faalangst, maar van een niet goed werkend werkgeheugen. Kinderen met ADHD kunnen gevolgen van bepaald gedrag niet voorstellen, omdat ze geen beeld uit het verleden kunnen terugroepen. Ze maken keer op keer dezelfde fout. (Horeweg, 2015)

Informatie in je geheugen houden bij het uitvoeren van complexe taken (Dawson & Guare, 2009). 

 

Planning/prioritisering
Aan een kind in de klas merk je dat het met van alles bezig is, mara niet tot werken komt. Het kind krijgt het niet voor elkaar de juist edingen te doen. Ook iets eenvoudigs als het organiseren van het werk lukt zo’n kind niet. Je moet kunnen bekijken wat het belangrijkst is of wat het handigst is om eerst te doen. Daarvoor heb je overzicht nodig. Kinderen met ADD hebben dit opstartprobleem vaak in zeer ernstige mate. (Horeweg, 2015)

 

Organisatie
In de klas kun je merken dat het kind vaak al zijn spullen kwijt is. Ook heeft het organiseren deels te maken met planning/prioritisering, aangezien hierbij het kind moet gaan organiseren/bekijken wat hij als eerste moet gaan doen. (Horeweg, 2015)

 

Timemanagement
De leerlingen hebben moeite om de tijd in te schatten, tijd te verdelen en deadlines te halen. Ze kunnen bijvoorbeeld niet inschatten als ze bezig zijn met een dagplanning hoeveel tijd ze kwijt zijn per opdracht. Uiteindelijk zullen ze in tijdnood komen. Het verdelen van de opdrachten gaat ook moeilijk bij deze leerlingen, omdat ze deze keuze niet goed kunnen maken. Doordat deze leerlingen niet goed kunnen inschatten van de tijd zullen ze vaak de deadlines niet halen. Dit kan tot frustratie leiden bij deze leerlingen. (Horeweg, 2015)

 

Metacognitie
Een stapje terug doen om jezelf en de situatie te overzien en te evalueren. Ook hierbij zal de leerling zijn eigen werk niet gaan controleren en past niet de juiste strategie toe bij het maken van een bepaalde opdracht (Dawson & Guare, 2009).

 

Horeweg, A. (2015). Gedragsproblemen in de klas. Tielt: Uitgeverij Lannoo nv.

Dawson, P., & Guare, R. (2015). Executieve functies bij kinderen en adolescenten. Amsterdam: Hogrefe.

Dawson, P., & Guare, R. (2009). Slim maar... Amsterdam: Hogrefe.

  

Maak jouw eigen website met JouwWeb